-
1 iemand naar de keel vliegen
iemand naar de keel vliegensauter à la gorge de qn. -
2 iemand naar de keel vliegen
iemand naar de keel vliegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand naar de keel vliegen
-
3 keel
♦voorbeelden:een ontstoken keel hebben • avoir la gorge enflamméeiemand de keel afsnijden • couper la gorge à qn.; 〈 figuurlijk〉 ruiner qn.mijn keel brandt • la gorge me brûlehij hangt me de keel uit met zijn problemen • j'en ai plein le dos de ses problèmeshet hangt me de keel uit • j'en ai par-dessus la têtedat werk hangt mij (mijlenver) de keel uit • ce travail me sort par les yeuxde keel schrapen • se racler la gorgeiemand bij de keel grijpen • serrer qn. à la gorge; 〈 figuurlijk〉 prendre qn. à la gorgeiets niet door de keel kunnen krijgen • ne pas pouvoir avaler qc.het hart klopt, slaat, bonst hem in de keel • son coeur lui bat dans la gorgede woorden bleven in mijn keel steken • ma voix s'étranglaitiemand naar de keel vliegen • sauter à la gorge de qn.de rook slaat op mijn keel • la fumée m'irrite la gorgeiemand de woorden uit de keel trekken • arracher les mots à qn. -
4 keel
1 throat♦voorbeelden:1 een dikke/ontstoken keel hebben • have a swollen/sore throatiemand de keel dichtknijpen • throttle someone〈 figuurlijk〉 het hangt me (mijlen ver) de keel uit • I've had it up to here, I'm fed up with itzijn keel schrapen • clear one's throatdat krijg ik niet door mijn keel • I couldn't eat that to save my lifehet hart bonsde hem in de keel • his heart leapt into his mouthiemand naar de keel vliegen • go for someone's throat -
5 Kehle
Kehle〈v.; Kehle, Kehlen〉2 〈 ambachtelijk〉groef, sleuf♦voorbeelden:jemandem an die Kehle fahren • iemand naar de keel vliegenaus voller Kehle • luidkeelssich die Kehle aus dem Hals schreien • zijn longen uit zijn lijf schreeuwen〈informeel; figuurlijk〉 das hat er in die falsche Kehle bekommen • dat is hem in het verkeerde keelgat geschoten -
6 sauter
sauter [sootee]2 ontploffen ⇒ exploderen, in de lucht vliegen♦voorbeelden:sauter à bas du lit • uit bed springensauter à la corde • touwtjespringensauter à la gorge • naar de keel vliegensauter au cou • om de hals vallensauter d' un sujet à l'autre • van de hak op de tak springensauter de joie • van vreugde opspringensauter en hauteur • hoogspringensauter en longueur • verspringensauter en selle • in het zadel springensauter sur qn. • bovenop iemand springensauter sur qc. • gretig op iets ingaanfaire sauter • tot ontploffing brengen, opblazenfaire sauter qn. • iemand wippenallez, et que ça saute! • vlug wat!la banque a sauté • de bank is failliet gegaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v2) ont-ploffen3) overslaan4) bespringen -
7 jugular
-
8 Kragen
Kragen〈m.; Kragens, Kragen〉3 〈 figuurlijk〉kraag, hals ⇒ keel, nek♦voorbeelden:3 das kann ihm, ihn den Kragen kosten • (a) dat kan zijn leven kosten; 〈 (b) figuurlijk〉 dat kan voor hem de ondergang betekenenihm platzte der Kragen • hij sprong uit zijn vel (van woede)jetzt platzt mir der Kragen • nu is mijn geduld ten eindejemandem an den Kragen fahren • iemand naar de keel vliegenes geht ihm an den Kragen • (a) zijn leven staat op het spel; 〈 (b) figuurlijk〉 het vuur wordt hem na aan de schenen gelegd -
9 go for the jugular
-
10 worry
n. zorg; bezorgdheid; bron van zorgen; het scheuren van vlees (bij honden)--------v. bezorgd maken; zich bezorgd maken; lastig vallen; verscheuren van vlees (bij honden); vooruitgaan bij inspanningworry1[ wurrie] 〈meervoud: worries〉♦voorbeelden:————————worry2〈 worried〉1 〈+about/over〉zich zorgen/ongerust maken (over)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lastig vallen ⇒ hinderen, storen♦voorbeelden:the rain doesn't worry him • de regen deert hem nietworry oneself (about) • zich zorgen maken (om)you'll worry yourself to death • je maakt je veel te drukworry someone for • bij iemand zeuren om -
11 sauter à la gorge
sauter à la gorge -
12 jemandem an den Kragen fahren
jemandem an den Kragen fahrenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem an den Kragen fahren
-
13 jemandem an die Kehle fahren
jemandem an die Kehle fahrenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem an die Kehle fahren
-
14 Gurgel
Gurgel〈v.; Gurgel, Gurgeln〉♦voorbeelden:1 jemandem die Gurgel ab-, zudrehen, ab-, zudrücken, zuschnüren • (a) iemand de keel, strot dichtknijpen; 〈 (b) figuurlijk〉iemand de das omdoen, iemand ruïnerenjemandem an die Gurgel fahren, gehen, springen • iemand naar de keel, strot vliegen〈 figuurlijk〉 sein Geld durch die Gurgel jagen • zijn geld door de keel jagen, verbrassen -
15 strot
2 [strottenhoofd] larynx♦voorbeelden:iemand de strot dichtknijpen • choke/throttle someoneiemand bij de strot grijpen/naar de strot vliegen • seize someone by the throat, fly at someone's throat〈 informeel〉 ik krijg het niet door mijn strot • 〈 letterlijk〉 I couldn't eat it to save my life; 〈 wil het niet zeggen〉 the words stick in my throat〈 figuurlijk〉 iets door de strot geduwd krijgen • have something pushed/rammed down one's throat -
16 throat
n. keel, hals[ θroot]1 hals♦voorbeelden:take someone by the throat • iemand bij de keel grijpencut one's own throat • zijn eigen glazen ingooiencut one another's throat • elkaar naar het leven staanhis remark sticks in my throat • ik vind zijn opmerking onverteerbaarforce/ram/thrust something down someone's throat • iemand iets opdringen→ sore sore/
См. также в других словарях:
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wort — 1. A guids Woat pfint a guids Oat. (Steiermark.) – Firmenich, II, 767, 73. 2. A güt Wort bringt a güte Äntver (Antwort). (Warschau. Jüd. deutsch.) Freundliches Entgegenkommen gewinnt die Herzen. 3. Allen Worten ist nicht zu glauben. – Henisch,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Ding — 1. Acht Dinge bringen in die Wirthschaft Weh: Theater, Putzsucht, Ball und Thee, Cigarren, Pfeife, Bierglas und Kaffee. 2. Acht Dinge haben von Natur Feindschaft gegeneinander: der Bauer und der Wolf, Katze und Maus, Habicht und Taube, Storch und … Deutsches Sprichwörter-Lexikon